Bij de Mattheus

Toen musicoloog, pianist en dirigent Joshua Rifkin in 1981 zijn opvatting dat de grote werken van J.S.Bach, inclusief de Mattheus Passion niet met koren, maar met 1 zanger per stem zouden moeten worden uitgevoerd, ging er een schok door de wereld van de oude muziek. Aanvankelijk werd de discussie met veel emotie gevoerd, en ging het nauwelijks over de inhoud. Dat was op zich al verhelderend: ook de zich graag zo vernieuwend noemende wereld van de authentieke uitvoeringen bleek een eigen traditie te hebben die mensen graag koesterden en niet telkens weer ter discussie wilden stellen.

Inmiddels is er veel geschreven over de ideale omvang van Bach’s koren. Ondanks heel veel schitterend onderzoek is het pleit nog steeds niet beslecht. Rifkin heeft veel navolging gevonden, maar er zijn ook experts die het hartgrondig met hem oneens zijn.
Uitvoeringen van de grote werken van Bach met slechts 1 zanger per stem, zijn in Nederland nog betrekkelijk zeldzaam. De Nederlandse Bach Vereniging bracht wel een zeer klein bezette mis in b-klein, maar nog nooit een enkelvoudig bezette Mattheus Passion.
Er gaat ontegenzeggelijk een grote kracht uit van een enkelvoudig bezette passie, ook al zou ik niet willen beweren dat het de enig juiste manier is om de Mattheus uit te voeren, zoals Rifkin doet. Bij een enkelvoudige bezetting is alles heel transparant en de dramatiek is zeer persoonlijk, terwijl er toch grote contrasten gerealiseerd kunnen worden.

Nadat ik over een periode van bijna twintig jaar als concertmeester van de Nederlandse Bach Vereniging de Mattheus gespeeld en nadat ik het werk in de afgelopen 10 jaar veelvuldig heb mogen dirigeren, omarm ik het idee om de uitvoering met de NPU in 2014 te doen met een enkelvoudige bezetting van ganser harte.
Ik heb 10 uitmuntende zangers gevonden die niet alleen de solo aria’s zullen zingen maar ook twee kwartetten zullen vormen als koor 1 en koor 2. Hoewel in de oorspronkelijke bladmuziek van de hand van Bach de tenorstem van koor 1 ook teksten en de noten van de evangelist staan, heb ik er voor gekozen om die rol apart te bezetten, net als de rol van Jesus.
In het orkest heb ik de kleine bezetting die in veel oude muziek gezelschappen gangbaar is; 3 eerste violen, 2 tweede, alt, cello bas en de voorgeschreven blazers gehanteerd. In de eerste plaats omdat ik zodoende de balans in het orkest beter vind dan met slechts 1 strijker per stem en in de tweede plaats omdat ook met 1 zanger per stem er in mijn ervaring geen balans probleem hoeft te ontstaan ten opzicht van het orkest, terwijl er wel meer gewicht in de klank komt.

Ik wil graag benadrukken dat het in deze opzet niet gaat om een experiment of een „Mattheus Light” of iets dergelijks. Op internationale podia is bewezen dat deze manier van uitvoeren legitimiteit heeft en tot geweldige resultaten kan leiden.
Wat bij mijn weten ook internationaal gezien wel uniek is, is dat de productie vanaf de viool wordt geleid en niet gedirigeerd. Toch heb ik besloten om het zo te doen. Ik stel mij voor dat er daardoor niets tussen zanger en publiek staat, dat binnen het ensemble van uitvoerenden de lijnen ze kort en zo rechtstreeks worden gemaakt, en dat ik vanaf de viool richting
en sturing kan geven aan een collectief van solisten.

Johannes Leertouwer – maart 2014